zondag 13 juni 2010

Anders Azië…

Een ander continent, een andere cultuur, andere mensen, andere gewoontes… kortom een compleet nieuwe uitdaging! Na een hoop ‘westerse taferelen’ de afgelopen 4,5 maand zijn we in Azië in een compleet nieuwe wereld gestapt. Tegenwoordig plassen we in een gat in de grond, gebruiken geen toiletpapier maar een tuinslang, spugen op de grond in het restaurant (of de loods, hoe je het noemen wilt…) wat we niet hoeven, en wijzen we de kikkers aan ipv de kreeften in het aquarium die we daarna op ons bord zien verschijnen. Het is even wennen, maar we zitten er al lekker in na 2 weekjes…

In Singapore lieten ze ons nog even in de waan dat het wel meeviel. De douche kop boven het toilet en in de ontbijtruimte was wat ‘apart’ en zorgde voor een natte bril, maar gezien de ruimte konden we ons er best iets bij voorstellen. Efficiëntie is tenslotte ook belangrijk. Over een jaar of vijf wordt wat nu nog een bouwput is, een fantastische stad. Als je door het smog heen kunt kijken dan toch.. Voor een camera moet je er ook niet zijn, de prijzen zijn gelijk (of hoger) aan NL en de verkopers zijn een tikkeltje arrogant, en da’s nog licht uitgedrukt.
Voor 3 euro stonden we binnen enkele uurtjes in Maleisië, Melaka. De ‘Dutch’ hebben zelfs vanaf 1641 zo’n 150 jaar de macht over Melaka gehad. Toen de Fransen Nederland bezet hebben in 1795 was het over met de pret. Echter de Nederlandse historie is nog overal in de stad terug te vinden, het Stadthuys en de Heerenstraat bijvoorbeeld. Op een trishaw, door de eerste chauffeur ooit, lieten we ons door de stad heen fietsen, om het half uur mocht de oude man van ons wel even pauze houden; 36 graden, een luchtvochtigheid van 90% en 130 kg vervoeren is tenslotte ook niet alles…
Ook een enorme ervaring was ‘Capitol Satay’. Dat we er saté zouden eten was ons ook duidelijk maar hoe….?! Stel je voor; een kaas fondue. Vervang de kaas voor satésaus, rijg alle groenten, vis en vlees aan een stokje en gooi het in het midden van de tafel in een bak kokende satésaus. Afhankelijk van het ingrediënt moet je 1 tot 3 minuten wachten maar na advies van anderen lag alles er bij ons gemiddeld langer dan 3 minuten in. De tafels zijn gemiddeld 5x per avond bezet (lekker als je de laatste bent aan een tafel; heb je nog de restjes van de vorige in je satésaus…!), de gemiddelde wachttijd in de rij om binnen te komen is 3 kwartier en alle beroemdheden zijn er geweest. Ons advies: Als je van satésaus houdt, is het zeker een aanrader! ‘s Avonds bevonden we ons in een Boeddha optocht en gezegend door de monnik vertrokken we de dag erna naar de hoofdstad; Kuala Lumpur.

Een kaartje bemachtigen voor de skybridge tussen de verdiepingen 41 van de 88 verdiepingen tellende Petronas Towers was al een avontuur op zich. Elke dag worden er 1.200 kaarten gratis weg gegeven. Juist…. Gratis! Daar ga je al, da’s voor iedereen té interessant. Vanaf 08.30u gaat het loket open. Het leek ons dus verstandig om om 08.15u aanwezig te zijn. Wekkertje gezet, trein gepakt en stipt op tijd aanwezig. Da’s al heel wat voor de beter bekenden onder ons… Bij aankomst echter bleek dat de eerste mensen zich al om half 4 ‘s nachts gemeld hadden en nummertje 1.200 was een blonde dame die mij op de roltrap had ingehaald. Geen plaats meer dus voor ons. Na enige observatietechnieken toegepast te hebben concludeerden we dat de organisatie niet helemaal van een leien dakje verliep. We hadden ‘m door; ik zou eerst gaan en Rogier zou daarna volgen. M’n allerliefste glimlach en een gelogen verhaal dat m’n vrienden met tas al in de rij stonden en ja hoor… het hekje ging open. Rogier kon daarna al snel volgen maar goed, toen waren we nummer 1.201 en nummer 1.202, nog geen zekerheid dus. Ver vooraan in de rij stond een Engels koppeltje die we de avond daarvoor de weg hadden gewezen naar een nachtmarkt. We vonden zelf dat ze al op ons lijstje met ‘vrienden’ stonden en dus hebben we vrolijk gezwaaid naar ze, daarna naar ze toe gelopen om gezellig een praatje te maken. Al dachten zij er iets anders over; voor hun was de wekker wel om 05.30u gegaan…
Om 10.30u was het dan eindelijk zover, we hadden twee kaartjes! :-) En om 16u ‘s middags gingen we omhoog. Fantastisch uitzicht over de stad. Daarna de (misschien nóg wel interessantere) shopping malls bezocht en ‘s avonds in Chinatown op het terras gehangen. De eigenaar van het restaurant kon Piet Paulusma nadoen, wist hoe laat hij op de NL televisie kwam en dat hij ‘wode (lees; rode) tafelkleedjes had. Wat Nederlandse toeristen die man toch niet leren…

Nadat iedereen het ons had afgeraden zijn we de volgende ochtend in een huurauto gestapt om ons avontuur door Maleisië te vervolgen. Slechtere chauffeurs dan hier kan bijna niet. En dan hebben we het nog maar over de autorijders, niet eens de brommertjes die erdoorheen ‘vliegen’. Kortom; ogen dicht en gaan. Dat kan én mag hier. Met z’n vieren naast elkaar op een tweebaansweg? Geen probleem. Ons inziens zou dit dé oplossing zijn voor het fileprobleem in Nederland…
Blij dat we de hoofdstad zonder ongelukken hadden verlaten gingen we naar de Elephant Sanctuary. Als een echte ‘mahout’ hebben we ze eten gegeven, er op gereden, met ze in bad gelegen en een baby olifantje van 7 maanden de fles gegeven. Wat een enerverende beesten, geweldig! Daarna naar het national park; Taman Negara gereden. In een floating restaurant (lees; een keet op het water) hebben we de dag afgesloten om de volgende dag de jungle in te gaan. Gewapend met een fles water en muggen repellent gingen we zonder gids het véél te warme oerwoud in, op zoek naar world’s longest hanging bridge. Onderweg hebben we een paar keer met een stok op een boom geslagen om contact te zoeken met de buitenwereld; zo werkt dat in de jungle. Uiteindelijk gearriveerd; touwtjes tussen bomen met een liggend ladddertje erop en je hebt ‘m! Ik moet zeggen; super ervaring. Zo’n halve kilometer lang in het oerwoud boven de grond; het voelde als een soort Tarzan-Jane story. Uiteindelijk besloten om ons terug te laten varen per boot voor 6 ringit. Heel apart dat een retourtje 60 ringit kostte…
Op naar Fraser’s Hill! Vernoemd naar een jongeman die na het handelen van opium de bergen in gevlucht is en op deze heuvel voor het laatst gezien was. De eenrichtingsweg die de berg op gaat zorgde voor wat wachttijd, om de 90 minuten wisselt deze van richting namelijk. Ondertussen konden we wel de wilde aapjes voeren, die er liever uitzagen dan dat ze waren. We weten nu waar het ’brutale aap-gezegde’ vandaan komt. Daarnaast waren we ook nog getuige van het feit dat de aapjes bepaalde dingen van de hondjes leren…

Vervolgens via de Cameron Highlands waar we theeplantages bezocht hebben doorgereden naar het Orang Oetang eiland. Op een eilandje leren ze daar hoe de kleintjes in de wildernis moeten overleven. De kleintjes zijn net als kleine kindjes, ze doen alles na, erg leuk! Hun lievelingsmaaltijd was chocoladekoekjes. Met hun vingers likten ze de restjes gesmolten chocolade zelfs van het papiertje af… Vraag me af hoe ze dat in de wildernis doen…?!
Via de langste brug van Azië kwamen we in Penang, om daar de auto, onbeschadigd, terug af te leveren en een paar daagjes bij te komen voor vertrek naar Thailand. Wat eerst ons huis was moesten we nu met 11 Indonesiërs en een Maleisische chauffeur delen, het was wat krap die 10u langdurende trip maar het kan ook niet alleen maar luxe zijn. In Krabi snel de boot gepakt naar Railay Beach om daar 3 dagen te relaxen en genieten van zon, zee en strand. Met nadruk op die laatste twee; het regenseizoen is hier van start gegaan…Daarna op goed geluk naar het busstation om de reis te vervolgen naar Bangkok. Het plan was in een bus vanaf Krabi, de werkelijkheid werd eerst de bus naar Surat Thani in het westen, daarna de nachttrein van Surat Thani naar Bangkok. Als echte backpackers reisden we 1e klas mét airco en douche. Fit, fris en fruitig kwamen we aan op plaats van bestemming. Van de rellen die geweest zijn is niets meer te merken, politieagenten met revolvers lopen er echter genoeg. ‘s Avonds de nachttrein naar Nong Khai, net voor de grens van Thailand. Nadat we ons een half uur afgevraagd hadden waarom we stil stonden en of de dames op de gang weer rijst en kip aan het verkopen waren bleek dat het de conducteur was… die schreeuwde dat we er waren… In een bus werden we naar de grens gebracht, visum gekocht en over de Thai-Lao friendship bridge kwamen we Vientiane, de hoofdstad van Laos binnen. Vanaf daar een tuktuk genomen naar ons hostel. Dit vriendelijke echtpaar had echter niet verteld dat de vuilniszakken achterin vol met groente, vis, fruit en rijst zaten. Bij ieder kraampje langs de kant van de weg, én iedere zijstraat waar markt was, stopten we even voor de verkoop. Na een half uurtje eindelijk in het hostel, fietsen gehuurd en on tour. We hebben de Patuxai, een soort Arc de Triomphe beklommen voor een fantastisch uitzicht over de stad. Aan de Mekong rivier hebben we in de namiddag aan de integratie gewerkt. Onder het genot van beer-lao (wat moeilijker te verkrijgen is dan opium) zijn we alle ins en outs van de monniken te weten gekomen door Mr. Monnik himself. Indrukwekkend!
De volgende morgen om 9u in de bus gestapt richting Luang Prabang, slechts 400 km van Vientiane verwijderd, wel een 10u durende trip. In de bergen nog half uurtje vertraging opgelopen; doordat de wegen zo ‘goed’ zijn hadden we een lekke band. Wonder boven wonder hadden we een reserveband bij ons en bleef de schade dus beperkt, die 6 Laotiaanse kerels hadden het vrij snel opgelost. In Luang Prabang slapen we in een superhostel voor 6 euro per nacht, ons hoor je niet klagen…
Vanochtend om 5u de wekker gezet, om 6u zat ik op m’n knietjes om de in oranje gewaden gekleede monniken aalmoezen te schenken in de vorm van rijst en bananen. Chocolade koekjes zag ik ook in hun bakken liggen, benieuwd of ze ook zo hun papiertje aflikken…..?!

Na 1,2 miljoen kip betaald te hebben mogen we morgen ons visum voor Vietnam ophalen en hopen we daar over 2 dagen door middel van boot, bus en trein aan te komen… Tussendoor gaan we in the middle of nowhere met onze oranje shirts trouw voor de televisie zitten…!